Het volgende kransje klassiekers neemt ons mee door vijf verschillende, opeenvolgende decennia waarin we een aantal markante figuren, voertuigen en gebouwen tegenkomen. Starten doen we opnieuw in de Summer of Love, toen Buffalo Springfield in en om L.A. zijn tweede album opnam. Het verklaart de decoratieve bloemen op de albumcover, die ons een prachtig zicht op de Pacific gunt. De band zelf, genoemd naar een stoomwals die vlakbij het huis van de mannen stond geparkeerd, werpt dan weer een vooruitziende blik op de Westcoast-muziek van de jaren ’70.
Geen soft rock en meerstemmige koortjes in het Groot-BrittanniĆ« van de jaren ’70, waar muziek een doodernstige bezigheid was geworden onder invloed van de prog rockers. Jethro Tull, genoemd naar de uitvinder van de zaaimachine, speelde maar al te graag met de labels ‘prog rock’ en ‘concept album’ terwijl roerganger Ian Anderson zong over middeleeuwse kermissen, de hypocriete aspecten van religie en vieze oude mannetjes aan de schoolpoort. Dat laatste is natuurlijk ook spek voor de bek van Morrissey, die we in de jaren ’80 weer tegenkomen. Het album Strangeways, Here We Come (genoemd naar een beruchte voormalige gevangenis in Manchester) is de zwanenzang van The Smiths, en welke stervende zwaan klinkt er beter dan Morrissey?
Het is al UK wat de klok slaagt vandaag, ook in de jaren ’90. James Lavelle besefte goed dat er te veel van alles was in de jaren ’90, en voordat we allemaal langzaamaan gek zouden worden van overdaad, bracht hij een mooi en divers ensemble van artiesten samen op de muzikale potpourri Psyence Fiction. Eindigen doen we deze week in Schotland, in 2007, met het metersdikke Schotse accent van James Graham en het shoegaze geweld van Andy MacFarlane. Omdat de herfst en de winter ook mooi kunnen zijn.